Standpunten

Verklikken - even opletten

BOOSAARDIG VERKLIKKEN

Verklikking steekt in tijden van crisis de kop op. 

In Europa werden tijdens WO II medeburgers bijvoorbeeld om hun jood-zijn verklikt.  Symbool daarvan is de jonge Anne Frank – °1929.  Ze leefde met haar gezin in het ‘Achterhuis’ in Amsterdam.  Na verklikking van die geheime verblijfplaats stierf ze in maart 1945 in het Duitse concentratiekamp Bergen-Belsen.  Het is een van de meest gemediatiseer­de voorbeelden van verklikking.1
Tijdens de repressie in België na WO II zijn talrijke personen en gezinnen wegens collaboratie maar ook uit gevoelens van an­tipathie, kwaadheid, wraak enzovoort verklikt.  Velen bleken voor de rechter gebracht onschuldig.2

Mocht er een deontologie van de verklikker bestaan, dan – o ironie – zou die bepalen dat absolute zekerheid moet gelden wat het voorwerp van de verklikking betreft.3

In de microkosmos van de klasgroep wordt soms vuil spel gespeeld. Om een standje of sanctie te ontlopen schuift A de schuld door naar B, en ga zo door.  Kinderen, jongelui die nog onstandvastig zijn en verklikken, torpederen de groepsvorming.  Is de verklikker ook de ‘leider’ van de groep, dan bukt de groep onder een permanente intimidatie: de vraag is ‘wie zal het volgende slachtoffer zijn?’.4

Verklikken is een heimelijk spel dat de verklikker zo niet genot, dan toch een zekere genoegdoening van (tijdelijke) superioriteit geeft. 
Verklikking druist in tegen de menselijke waardigheid, tegen het recht op zelfbeleving, tegen je ‘outing-als’ wanneer het je past.

Historische voorbeelden en de aanwijsbare dagelijkse praktijk in de pedagogische context zouden duidelijk moeten maken dat verklikken onmenslievend is.  Uiteraard is het ene verklikken het andere niet.  Het ene is mogelijk een misdrijf of misdaad die tot strafschuldige daden leidt; het andere verklikken – uit hebbelijkheid – heeft het karakter van een fait divers of fu­tili-teit.  Het is te beoordelen als, een mentale / emotionele uitdrukking in de leertijd van het opvoedingsproces.

En toch is elke vorm van verklikking weerzinwekkend, onaanvaardbaar, niet goed te praten. Het is een aangrijpen van een gelegenheid om tegen het slachtoffer laffelijk anoniem en indirect agressief op te treden.

 

INSTITUTIONEEL VERKLIKKEN

Deze overwegingen worden hopelijk door de politieke overheid in overweging genomen wanneer ze (in de huidige legislatuur) mogelijkheden onderzoekt om van verklikken een officieel werkinstrument te maken in de strijd tegen allerlei soorten van fraude en wettelijke ongehoorzaamheid.  Ze heeft voor procedures van verklikking wat eufemistische termen bedacht zoals meldingen, praktijktests, mystery calls...  Het is de overheid erom te doen de staatskas te spijzen, en haar (ethisch geïnspireerde) bekommering omtrent vormen van sociale discriminatie met behulp van derden te instrumentaliseren.

 

OVERDACHTE REGELING

De federale overheid wenst ambtenaren en agenten in te zetten om discriminatoir gedrag, ontsporing ten aanzien van wet-telijke verplichtingen, sabotage van de solidaire democratie op te sporen.  Ze kan dan minnelijke schikkingen voorstellen, beheersmaatregelen nemen, juridisch optreden.

Dat alles kan alleen na een klacht door een derde die al dan niet betrokken partij is.  Er moet wel een onderzoek ingesteld worden naar de gegrondheid van de klacht.

De rechtzetting van de gemaakte fout, van de begane overtreding: kortom de sanctionering komt de overheid toe.  Alleen, de overheid verstoort het vertrouwen van de burger die haar het mandaat van voorziend en correct bestuur verleent.  Het is met verklikking niet alleen maar perceptie dat de eenduidigheid en rechtlijnigheid van bestuur in het gedrang komen.

De overheid heeft de politionele taak erover te waken dat de burgers elkaar waarderen.  In die zin is in een respectvolle, ethische samen­leving de verklikking van een feit evenzeer fout als het feit zelf.

 

TEGENWERPINGEN

Krijgt de gemeenschap bij een case inzage in de procedure?  Zullen procedurefouten tijdig erkend en effectief gecorrigeerd worden? 
Zal de door verklikking aangebrachte informatie over foute praktijken enz. voldoende ernstig nagegaan worden?  De scoringspositie van de overheid moet ernstig voorbereid worden!

Wettigt het doel de middelen?

 

ECONOMISCH VOORDEEL PRIMEERT?

Jongeren ontwikkelen in de overgang naar de adolescentie een als door een turbo aangedreven rechtvaardigheidsgevoel.  Daarvan kan de overheid gebruikmaken om minderjarigen als controleurs op te leiden.
De overheid aarzelt om allerlei redenen om volwassenen als verantwoordelijke (beëdigde) agenten aan te werven.  Ze opteert dan maar om jongeren in te zetten voor een soort robinhoodoperatie, een hachelijke onderneming waarbij het rechtvaardigheidsgevoel in feite wordt geperverteerd.
De jongeren moeten een val opzetten voor een potentië­le wetsovertreder, zodat die eventueel kan gestraft worden.

Er is al een precedent.  Jongeren werden al in persoon gebruikt voor een campagne (raids) om de onwettige verkoop van genotmiddelen aan minderjarigen op te sporen.
Dat gaf hen een gezag ten overstaan van volwassenen dat ze eigenlijk niet aankunnen.  Ze worden immers geacht hun rol van onderkruiper consequent zakelijk te spelen, terwijl hun gevoelsleven nog volop in ontwikkeling is.  Ze hebben vanuit een gevoel voor dramatiek allicht de aangename ervaring in een toneelstuk op te treden.  Ze kunnen de draagwijdte van hun handelen nog niet helemaal inschatten.

Moeten verklikken schuurt aan tegen de delinquentie.  Het is een falen tegen de persoonlijkheidsontwikkeling.

 

BURGERZIN

Het GO! zet hoog in op vorming en beleving van burger-zin.
De invoering in het so van de vakoverschrijdende eindterm Opvoeding tot burgerzin vond ruim een kwarteeuw geleden plaats.  Sindsdien ijveren de scholen (van de koepels) meer dan voordien voor de begripsvorming van de jongeren voor de democratische samenleving en haar maatschappelijke instituties.  Het werd vaste prik een bezoek te brengen aan het Vlaams of Federaal parlement, aan het provincie- of gemeentehuis, aan het OCMW en aan een of meer gebouwen van de representatieve cultus sen in Vlaanderen en Brussel.*

De lesgevers-initiatiefnemers maakten alzo veilige keuzen.  Het is immers helemaal niet duidelijk waaruit opvoeden tot burgerzin bestaat.  De kieswet uitleggen, over de gemeenteraadsverkiezingen lesgeven zonder in politiek commentaar te vervallen (in de klas begrijpelijk verboden), is als op eieren lopen.

Getuigt in een democratie iemand die op een splinterpartij stemt minder van burgerzin dan iemand die op de mainstream kiest?  Of is het net andersom?
Welke kwaliteit van burgerzin biedt de burger die zich toelegt op  
politiek correct denken?
Is de samenleving gediend met jaknikkers, een bijna-synoniem van leugenaars?
Staat machtsstrijd lijnrecht tegenover burgerlijke solidariteit en streven naar herverdeling?  Of bevordert macht in goede handen de inclusie van alle medeburgers in welzijn?

Wie zijn, wat zijn de goede handen in de democratie?

Beperkt burgerzin zich tot de omschrijving van de plaatselijke samenleving?  Of moet ze verder reiken, intentioneel de hele mensheid bij haar werking betrekken?

Door het tijdsgebrek binnen de schoolvakken is de impliciete opvoeding tot burgerzin bij voornemens gebleven.  Ze is geen bindmiddel geworden, geen cementspecie tussen de wel afgelijnde disciplines en clusters.

De kwaliteit van een vakoverschrijdende eindterm wordt bepaald door gebeurlijkheid en door het impliciete karakter van de overdracht.  De leraren, elk in hun vak(gebied), bieden occasioneel en welbewust elementen van vorming tot burgerzin aan.  De leerlingen nemen die ‘lessen’, al dan niet overtuigd, in hun gemoed op.

De V.V.L. vzw heeft over al deze instellingen lesbrieven uitgegeven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

NOTEN

1  Een andere laakbare daad van verklikking / verlinking was in WO II de aangifte aan de Duitse bezetter van iemand die (geregeld) naar ‘radio Londen’ luisterde.

2  De wraakzucht (vaak om de eigen fouten te doen vergeten) was na WO II bijna ongelimiteerd.

Vrouwen werden – om aanwijsbare redenen of ongefundeerd uit vermoeden – publiekelijk gemolesteerd om een vriendschappelijke of amoureuze relatie met een Duitse ambtenaar of militair.

Ouders werden zonder enige juridische grond gearresteerd omdat hun kinderen Nederlandse of vernederlandste voornamen droegen: Jan, Karel, Dirk, Goedele, Liesbeth, Lutgard.

3  De verklikker tijdens en na WO II kon meestal niet gissen wat zijn slachtoffer overkomen kon.  Maar hij wilde het wel indirect kwaad doen.

4  Verklikken op school leidt tot de spanning ‘hoe zal de leraar, opvoeder enz. optreden’?  ‘Welke sanctie zal het slachtoffer opgelegd worden’?  ‘Zal ik het vernemen’?  ‘Zal ik me erin verkneukelen’?